(Vrijdag 9 november 2007)
Achtergrond.
Maria Louise Hoffmann: Liever niet in het openbare literaire leven.
Naam: Maria Louise Hoffmann (47).
Een niet meer zo heel jonge vrouw, zoals ze dat zelf aangeeft. Maar die er uitstekend uitziet, vinden wij. Ongeveer één meter vijfenzeventig lang. Halflang donkerblond stijlvol opgemaakt haar, dat ze zo te zien ook wel los draagt of in een paardenstaart of vlecht, met hier en daar een klein grijs sprietje, dat ze kennelijk een beetje cultiveert. Bepaald knap, smal, intelligent gezicht, met hoog voorhoofd en dicht bij elkaar staande vriendelijk kijkende maar wel scherp waarnemende grijs-blauwe ogen. Kleine mond waarin, als ze glimlacht, een goed onderhouden regelmatig gebit zichtbaar is. Slank postuur, hoewel zeker niet mager. Slank in de schouders en taille, flink in de heupen. Goed figuur en tamelijk lange armen en benen. Ze draagt een donkergrijze, tamelijk lange slank afkledende japon met een bijpassend vest in dezelfde kleur. Ze draagt bijpassende modieuze schoenen en enige niet al te opzichtige sierraden. Ze spreekt met een zacht, tamelijk hoog, welluidend stemgeluid met Zuid Nederlandse tongval en zo nu en dan enig Zuid Nederlands idioom. Door haar uiterlijke verschijning en manier van optreden heeft haar voorkomen iets gedistingeerds.
Nee, optreden in het openbare literaire leven heeft ze nooit geambieerd en dat doet ze nog steeds niet. Ze vindt zichzelf geen dichteres of schrijfster in de culturele of professionele zin van het woord. Ze is niet iemand om in de schijnwerpers te staan en geïnterviewd te worden. Om overal een opinie over te hebben of in ieder geval ten beste te moeten geven. En om allerlei openbare activiteiten te moeten ondernemen met het oog op de promotie van haar eigen merk en dat van haar uitgever. Daar moet je een type voor zijn vindt ze, daar moet je van houden. Zij doet dat in ieder geval niet. Zij weet ook niet wat dat allemaal te maken heeft met het schrijverschap zelf en met schrijven.
Nee, ze heeft het niet gezocht, het is gewoon gekomen. Ja, ze schrijft al heel lang gedichten en proza.
Dit gesprek is bedoeld om de mensen beter kennis te laten maken met de persoon Maria Louise Hoffmann.
Ze vertelt: Ik ben geboren op 15 juni 1960 te Gent. Ik ben uit een familie van middelgrote industriëlen. Mijn vader en twee ooms waren en zijn eigenaren en directeuren van enige middelgrote ondernemingen en mijn broers eveneens. Mijn jongere zus en ikzelf niet, hoewel wij natuurlijk deelgenoten zijn in het familievermogen en de nodige zeggenschap hebben.
Als kind ging ik naar een goede lagere school voor meisjes uit de wat betere kringen, hoewel ik mijzelf daar bepaald niet van bewust was. Ik dacht altijd dat onze school net zo'n gewone school was als alle andere gewone scholen. Nou ja, dat is de vanzelfsprekendheid en beperkte blik van het kind dat nog niet buiten de eigen kleine kring heeft rondgekeken.
In onze familie lag het traditioneel voor de hand dat de oudste zoon in ieder geval opvolgde in de zaken. Andere kinderen konden dat ook doen, afhankelijk van de mogelijkheden die er waren en van hun belangstelling. Ook was het zeker niet ongebruikelijk dat een van de kinderen een geestelijk of kerkelijk ambt ambieerde. In mijn kindertijd lag het zodoende voor mij wel min of meer voor de hand dat ik zo'n rol zou gaan vervullen. Zelf kon ik ook wel met die gedachte leven. Ik zag voor mijzelf wel een taak weggelegd binnen een kloosterorde, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, in het onderwijs of in de missie. Na de lagere school ben ik aanvankelijk dan ook naar een goede rooms katholieke meisjeskostschool gestuurd, waar ik op passende wijze kon worden voorbereid op mijn toekomstige rol en taak. Ik deed het daar zeker niet slecht, maar kwam natuurlijk langzamerhand wel in mijn puberteitsjaren, met alle onzekerheid en opstandigheid van dien. En verder sloeg in de maatschappij de secularisatie steeds definitiever om zich heen, ook binnen onze familie, waardoor oude vanzelfsprekendheden steeds meer bespreekbaar werden. En zo is het gebeurd dat, na een dringend verzoek van mijn kant om naar een andere school te mogen gaan, mijn ouders besloten om mij naar een goede meisjeskostschool in Zwitserland te zenden. Daar kon ik worden opgevoed en onderwezen in alles wat een jongedame en toekomstig echtgenote in een wat beter burgermilieu moet kennen en kunnen. Daar kon ik ook op goed niveau examen doen voor het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.
Van deze laatste mogelijkheid heb ik gebruik gemaakt, naast al het andere. Want inmiddels was het duidelijk geworden dat ik zeker wel over de talenten beschikte om aan de universiteit te gaan studeren. En zo kwam ik in Leuven, waar ik klassieke talen en geschiedenis heb gestudeerd. Heel goede tijd gehad, hard gewerkt, veel goede vrienden gemaakt.
Ze vertelt verder: Inmiddels had ik iemand leren kennen met wie ik heel graag mijn leven verder had willen delen. Ja, wat heb ik van deze man gehouden. We hadden heel concrete plannen voor ons verdere leven nadat hij en ikzelf zouden zijn afgestudeerd. Maar het is allemaal heel anders gegaan. Hij is verongelukt. Tijdens een nachtelijke autorit na een vrijgezellenavond van een van zijn beste vrienden. Ze zaten met zijn vieren in de auto en er zal wel te snel gereden zijn. Drank ook misschien. Hijzelf bestuurde de auto niet, een van de anderen deed dat. Met hoge snelheid tegen een boom. Alle vier op slag dood.
Op de vraag hoe ze toen verder is gegaan vertelt ze: Ik bleef alleen achter. Dat wil zeggen, toch niet helemaal alleen. Want ik bleek in verwachting te zijn. Eigenlijk vond ik dat niet eens zo erg. Voor mijn familie was het natuurlijk wel een schok, maar eigenlijk ook niet eens zo'n grote. En zo is mijn dochter Petra geboren. Ze is inmiddels achttien. Ook zij heeft nu enige jaren op dezelfde kostschool in Zwitserland achter de rug en ook zij wil in Leuven gaan studeren, net als haar moeder.
Over haar verdere leven vertelt ze: Financieel heb ik natuurlijk nooit zoveel zorgen gehad. Ik ben voor mijn kind gaan zorgen. Ik ben afgestudeerd. Ik ben in het onderwijs gaan werken. Eerst als invalster aan een paar scholen en na twee jaar als vaste docente klassieke talen en geschiedenis aan een meisjesschool in het voortgezet onderwijs. Ik ben gepromoveerd. Daarvoor was ik extra gemotiveerd als een soort eerbetoon, postuum aan de man die anders mijn echtgenoot zou zijn geworden en die mij reeds zo sterk had geïnspireerd. Ik heb de uitgave van mijn proefschrift aan hem opgedragen. Ik heb geprobeerd mijn verdriet weg te studeren, weg te werken, weg op te voeden en weg te schrijven. En in zekere zin is dat ook wel gelukt, maar misschien heeft de tand des tijds daar nog wel het meest aan bijgedragen. Ik ben gepromoveerd op een historisch proefschrift, in Leuven. Ik heb er wat bij gedaan op het gebied van kunstgeschiedenis. En ook op de gebieden van filosofie en theologie. Ja, ik geloof wel dat ik van mijzelf kan zeggen een all round alfa te zijn.
Over haar schrijven vertelt ze: Ik begon er mee toen ik nog een meisje was. Een jaar of tien, elf zal ik zijn geweest. Nou ja, dan kom je op de leeftijd dat je toch al gauw bang bent dat men dingen vreemd vindt nietwaar? Dus heb je de neiging maar niet al te veel van jezelf te laten zien. Ja aan goede vriendinnen misschien, maar dat heb ik eigenlijk ook nooit gedaan. Nee, ik schreef maar zo'n beetje voor mijzelf heen en zorgde er voor dat niemand het wist of zag. Eén keer heb ik een verhaal dat ik zelf heel goed vond aan mijn moeder laten lezen. Ai Marie Louise, zei ze, wat mooi. Waar hebt ge dat vandaan gehaald? Nou, dat was de eerste en de laatste keer. En zo is mijn houding altijd een beetje gebleven. Ja, de man met wie ik zou gaan trouwen, hem heb ik veel laten lezen. Maar het duurde wel even voordat het zover was.
Over de inhoud van haar werk zegt ze: Lange tijd heb ik gedacht dat bij mij het schrijven incidenteel verloopt. Dat het gewoon gebeurt, onder invloed van krachten en omstandigheden die ikzelf niet bewust ken. Dat dat ook het bijzondere er aan is. Maar mijn kijk daarop is toch wel gewijzigd. En dat is gekomen door mijn vriendin. Ik leerde haar kennen toen ze bij mij in de buurt kwam wonen, in hetzelfde appartementencomplex. Na haar scheiding. Ze had ook een dochter bij zich, in dezelfde leeftijd als Petra. Die meisjes gingen met elkaar om en zo kwamen haar moeder en ik ook bij elkaar over de vloer. En zij bleek iets te kunnen wat ikzelf ook heel graag heb gewild maar waar ik nooit aan toe ben gekomen, prachtig piano spelen. Ze heeft aan het conservatorium gestudeerd en ze is werkelijk heel goed. Wij zijn heel goede vriendinnen geworden. Op zeker moment heeft zij het een en ander van mijn werk gelezen en ze was daardoor zeer geboeid. Toen wilde ze alles lezen. En zij zag er wel een zekere lijn in, enige thema's die in ieder geval met grote regelmaat te herkennen zijn.
Op de vraag welke thema's dat zijn antwoordt ze: In ieder geval het thema van het leven dat doorgaat. En dat niet als een fatalistisch gegeven, waar toch niets aan te doen is, maar als een teken van hoop. Het is nooit echt helemaal afgelopen, nooit echt helemaal definitief voorbij, het is nooit echt helemaal te laat, nog niet tenminste. Als wij dat denken dan gebeurt er iets waaruit blijkt dat er een mogelijkheid of zelfs een plicht is om opnieuw te beginnen. Na de winter komt altijd weer het voorjaar, hoe melancholiek wij misschien ook mogen zijn. Een zwangerschap duurt een bepaalde tijd en dan wordt het kind geboren. Misschien met veel moeite en pijn, misschien ten koste van de gezondheid of zelfs het leven van de moeder, maar het komt er. Zo is het ook met het schrijven, met mijn schrijven tenminste. Een tekst, een woord, een verhaal of gedicht, wordt geboren en daarna, vanaf dat moment bestaat het los van degene die het sprak of schreef, die er zwanger van was en het ter wereld bracht. Die er misschien wel ongewenst of zelfs onvrijwillig zwanger van was. Dan is een woord geboren. Een woord waardoor iets gezegd kan worden. Misschien eerst nog stamelend, maar geleidelijk beter, duidelijker, dringender. Een woord dat betekenis kan dragen, dat dat steeds beter kan, dat communicatie mogelijk maakt, uitwisseling van ideeën en gevoelens. Het woord gaat een eigen leven leiden, het gaat een eigen toekomst tegemoet, misschien bescheiden, door weinigen opgemerkt of gewaardeerd, misschien groots als opschrift op een monument. Soms zelfs zozeer dat men niet eens meer weet van wie het afkomstig is, wie het sprak of schreef, wie het het licht deed zien.
Over haar levensovertuiging zeg ze: Ik ben zeker niet ongelovig. Dat wil niet zeggen dat ik actief ben in het kerkelijk of religieus leven of dat ik een trouw kerkgangster ben. Hoewel, de eerlijkheid gebiedt toch wel om te zeggen dat ik zeker de laatste jaren best wel weer met een zekere regelmaat naar de kerk ga en zelfs wel biecht en communiceer. Ja, als kind was dat wel duidelijk voor mij. Niet dat ik allemaal zulke concrete voorstellingen had bij de dingen die over God, het geloof en de kerk werden gezegd hoor. En ik had natuurlijk toch wel een behoorlijke fantasie, dus ik deed er ook wel het mijne mee. Maar al met al geloofde ik wel in een zekere bestemming voor mijn leven. Op de eerste middelbare school waarop ik ging en in mijn jonge tienerjaren raakte ik het zicht daarop kwijt. Het werd allemaal veel minder concreet en voorstelbaar en er kwamen allerlei andere dingen doorheen en voor in de plaats. Zo kwam ik er toe te bewerkstelligen naar een andere schol te mogen gaan. Maar helemaal weg is het nooit geweest en met mijn toekomstige echtgenoot kon ik ook over deze dingen wel goed praten. Hij was zelf niet bepaald gelovig, maar wel bereid en in staat om over de belangrijke dingen van het leven na te denken, ook over de dingen van het geloof zeker wel. Na zijn heengaan bleef ik dat ook wel doen en zo is het toch weer binnen in mij gegroeid en belangrijker voor mij geworden. Ja, religie en geloof mogen in mijn leven best wel een zekere plaats innemen.
Maria Louise Hoffmann blijkt een bepaald charmante en onderhoudende persoonlijkheid te zijn, die zegt niet van publiciteit te houden, maar intussen zichzelf uitstekend weet te presenteren.